Home
The woman
Cookbook
The Project
News
Contact

Occa Johanna Ripperda


Occa Johanna Ripperda (* 2 februari 1619 Farmsum, Borg Farmsum; ? 23 november 1686, Stockholm, Koninklijk paleis) was een adellijke vrouw uit de Ommelanden uit het geslacht Ripperda. Zij was van 1671 tot haar dood opperhofmeesteres van de Zweedse koningin-weduwe Hedwig Eleonora (1636-1715) en bekleedde daarmee de hoogste functie aan het hof van de machtigste vorstin van Noord-Europa in haar tijd.

Inhoud

  1. Leven
  2. Familie
  3. Werken
  4. Literatuur

Leven


Occa Johanna Ripperda werd in 1619 op het Huis te Farmsumgeboren als dochter van Anna Margaretha Rengers, erfdochter van de heerlijkheid Hellum, en Hero Maurits Ripperda, jonker en hoofdeling te Farmsum en Appingedam, als oudste van ten minste zes kinderen uit dat huwelijk. Toen zij vijf was, woonde het gezin een jaar lang in Den Haag, waar haar vader toen een generaliteitsfunctie bekleedde. Na terugkomst verbleef zij enige jaren op Dekemastate te Jelsum, toen bewoond door Anna Catharina van Dekema (1559-1633) en Jurgen Ripperda (1574-1632), een neef van haar grootvader. Het echtpaar Ripperda-Dekema bekleedde hoffuncties in het stadhouderlijk hof te Leeuwarden. Zij woonde op Dekemastate tot haar veertiende, toen Anna Catharina van Dekema en, enige weken later, haar vader overleden.

In 1639 trouwde zij Enno Adam von In- und Knyphausen (1611-1654), heer van Jennelt, enige zoon van Dodo von In- und Knyphausen (1583-1636), de beroemde veldmaarschalk in Zweedse dienst. Na haar huwelijk vestigde het echtpaar zich op de borg te Jennelt en de Klunderburg te Emden. Tevens verbleven zij te Farmsum, waar drie van hun kinderen geboren werden, en op het kasteel Klempenow in Zweeds Voorpommeren. Enno Adam was na de dood van zijn vader overste in dienst van de Zweedse koning en daarna in dienst van de Staten-Generaal. Zijn zwakke gezondheid verhinderde een verdere militaire carrière. Hij overleed in 1654 op de Klunderburg. Zijn begrafenis werd groots aangericht. De fraai beschilderde grafkist werd bijgezet in de grafkelder te Jennelt , die door zijn ouders was aangelegd. Om het bezit van Klempenow zeker te stellen reisde Occa Johanna naar Brussel, waar de kort daarvoor afgetreden koningin Christina van Zweden toen verbleef. Op 2 januari 1655 kwam zij daar in het voormalige koninklijk paleis op audiëntie en wist zich te verzekeren van de welwillendheid van de afgetreden koningin.

Omdat het beheer van Klempenow ter plaatse ook te wensen overliet, vertrok zij in hetzelfde jaar met twee van haar kinderen naar Voorpommeren. Op 21 september 1656 trouwde zij daar met de generaal-artilleriemeester Erik Stenbock (1612-1659), graaf tot Bogesund en Kronobäck en Öresten, die het naburige kasteel Spantekow bewoonde. Bij zijn eerste vrouw Catharina von Schwerin had Stenbock een zestiental kinderen. Drie jaar later, op 11 februari 1659, sneuvelde hij bij het beleg van Kopenhagen. Hij werd een jaar later in de Dom te Gotenburg begraven.

Occa Johanna Ripperda verbleef een half jaar te Helsingør, dat toen in Zweedse handen was, en stak vervolgens naar Zweden over. Tot 1666 verbleef zij op slot Lindholmen bij Stockholm en op Klempenow. Na processen met haar stiefkinderen moest zij Lindholmen afstaan. In 1663 reisde zij naar Hamburg, toen de ex-koningin Christina korte tijd uit haar Romeinse verblijf daarheen was teruggekeerd.

In 1671 werd zij aangesteld als opperhofmeesteres van koningin-weduwe Hedwig Eleonora van Holstein-Gottorp. In de laatste vijftien jaar van haar leven verbleef zij in de verschillende paleizen en begeleidde de koningin-weduwe op haar reizen, door Zweden en naar Sleeswijk-Holstein.

Na een langdurige ziekte overleed zij op 23 november 1686 in het koninklijk paleis te Stockholm. De koningin-weduwe berichtte haar overlijden daags daarna in brieven aan haar vier dan levende kinderen. Na enige weken werd haar lichaam provisorisch bijgezet in de Grote of Nicolaaskerk te Stockholm. De plechtige begrafenis vond tien maanden later plaats in Riddarholmskyrkan op 25 september 1687. Zij had als laatste wens laten vastleggen dat zij naast haar eerste man in Oost-Friesland bijgezet wilde worden. Haar dochter Eva Sophia von In- und Knyphausen verbleef anderhalf in Stockholm om de erfenis te beredderen, de verschillende processen tot een einde te brengen, en de begrafenis en het transport naar Jennelt te regelen. In de zomer van 1688 werd zij uiteindelijk in de grafkelder aldaar bijgezet.

Haar grafkist, die op kosten van koningin-weduwe Hedwig Eleonora werd vervaardigd, is de fraaiste in de grafkelder te Jennelt. Lange tijd stond deze daarom bekend als de laatste rustplaats van haar schoonvader Dodo von In- und Knyphausen. Vijf jaar geleden werd ontdekt dat het in werkelijkheid de kist van Occa Johanna is. De kist van haar schoonvader is een eenvoudige loden kist, zoals die in die tijd gebruikelijk was.

Familie


Uit het huwelijk met Enno Adam von In- und Knyphausen werden ten minste zes kinderen geboren:

  1. Dodo (II) von In- und Kniphausen (* 20 maart 1641, Borg Farmsum, ? 3 sept. 1698, Lütetsburg, tr. 1670 Hedwig Oriana von Freitag (1648-1694), Uit dit huwelijk stammen alle nog levende leden van de familie Zu Innhausen und Knyphausen.
  2. Anna Margaretha von In- und Kniphausen (* [28 juli*] 1642, Emden, Klunderburg), ? 16 aug. 1708, Leer, Haneburg), tr. 1° 1661 Diderick Arnold Hane (1622-1679), jonker en hoofdeling te Werwe, Leer en Uttum, administrator en president van de Oost-Friese ridderschap, tr. 2° 1684 Friedrich Kaspar von Neuhoff, genannt Ley (1645-1725), heer in Badinghagen. Uit het eerste huwelijk stamt een in 1682 uitgestorven tak van de familie Hane. Uit het tweede huwelijk stamt een uitgebreid Westfaals katholiek nageslacht.
  3. Hyma Adelheid von In- und Kniphausen (* 16 jan.[??] 1643, Borg Farmsum, ? 9 jan. 1696, Burg Middelstewehr), tr. 1668 Eger von Diepenbrock (1627-1679), jonker en hoofdeling te Middelstewehr, administrator collegii. Uit dit huwelijk stamt via de familie Tjarda van Starkenborgh een uitgebreid Nederlands nageslacht.
  4. Eva Sophia von In- und Kniphausen (* 16 juni 1644, Borg Farmsum, ? 8 april 1707, Stettin), tr. 1671 Franz von Horn (? 1682), heer in Kolau en Werben, Zweeds hofmaarschalk, vestingcommandant, regeringsraad in Pommeren en te Stettin; tr. 2° 1691 Jürgen graaf (sinds. 1696) von Mellin (1633-1713) heer van Damitzow, Zweeds veldmaarschalk, gouverneur-generaal van Pommeren en Wismar. Eva Sophia overleed kinderloos.
  5. Carl Friedrich van In- en Kniphuisen (* 4 mei 1646, Burg Klempenow, ? 25 mei 1646, aldaar, begr.Jennelt).
  6. Hero Maurits van In- en Kniphuisen (* 10 juli 1648, Borg Farmsum, ? 6 juni 1678, begr. Uttum), overste in Statendienst, commandant van Leerort, ongehuwd.

Werken


Occa Johanna Ripperda stelde een kookboek van ruim duizend recepten samen, waaruit haar passie voor koken blijkt. Daarnaast zijn er veel brieven en andere persoonlijke archiefstukken bewaardgebleven, die inzicht in haar rijke en bereisde leven geven. Uit een eigenhandig opgestelde inventaris uit 1684 blijkt dat zij tevens een boek geschreven heeft over gedistilleerde waren, brandewijn en confituren, dat niet overgeleverd is.

Literatuur


Lezingen, tv en radio